Bambi!

Het was een prachtige dag; eind oktober en toch echt nog wel een beetje zomer. Wat een straf dat we juist dit weekend helemaal voor onszelf hadden. Mijn man en ik, helemaal alleen. 


Na het ontbijt besloten we een mooie wandeling te gaan maken. De omgeving was prachtig, de herfsttinten kwamen steeds meer en duidelijker tevoorschijn en met die zomerse temperaturen was alleen een bloesje genoeg. 


Via de app van natuurmonumenten vonden we een mooie wandeling, qua afstand voor mij heel goed te doen. Meer dan een kilometer of vier-vijf zat er echt niet in maar daar deden we niet moeilijk over; beter iets dan niets was ons motto. Inclusief alle broodnodige pauzes deden we daar dan een uurtje of twee over. 


Een wandeling was bij ons dus nooit echt lang, en toch genoten we van de mooie uitzichten, de maretakken, de holle wegen en de mooie hoeves, opgetrokken uit kalkzandsteen. De route stond in de app en voor mij was het een goede cognitieve training om de weg te volgen op de app; ik moest de app volgen en me tegelijkertijd oriënteren op mijn omgeving en dan moest ik natuurlijk ook nog even goed opletten waar ik mijn voeten neerzette. 


Nooit had ik gedacht dat ik ook tijdens een wandeling voor de nodige uitdagingen zou komen te staan. Als eerste de draaihekjes die we onderweg tegenkwamen, en dat waren er behoorlijk wat. De afgelopen jaren was het onderhoud vergeten waarschijnlijk want ze kraakten uit hun voegen, zo’n hoogst irritante piep als je het hekje draaide. Heb je al eens geprobeerd een hekje te draaien met je vingers in je oren? Heb je al eens geprobeerd een hekje te draaien zonder je handen? Het resultaat was dus dat ik tegen het hekje stond - met mijn vingers in mijn oren - en het dan met met buik rond duwde, waarna ik door kon lopen. Topsport, want ik moest er nog bij nadenken ook. 


De route van de wandeling liep op een bepaald moment ook dwars door een van de vele weilanden. In het weiland stond een groep jonge koeien, pinken in dit geval. Blijkbaar waren ze gewend aan wandelaars want ze deden fijn hun ding, liepen heerlijk te grazen of stonden ons nieuwsgierig te bekijken. Een van de pinken stond vlak langs het pad en ik riep spontaan ‘Ah, kijk dan, Bambi!’ Mijn man stond me aan te kijken alsof ik niet helemaal goed bij mijn hoofd was en een stel dat ons inhaalde schoot spontaan in de lach. 


Natuurlijk wist ik ook wel dat het geen ‘Bambi’ was; overigens bestaan er helemaal geen bambi’s, al wordt dat soms wel zo verteld. Wat ik bedoelde was dat deze pink heerlijk stond te grazen met zijn voorpoten wijd uitgespreid … net als die kleine Bambi op het ijs. Dat ik dan weer de link legde met die lieve tekenfilm zorgde voor een vrolijke noot; ik dacht er niet eens over na, het gebeurde gewoon. 


Een tweede uitdaging was een groep van een dikke tien volwassenen die blijkbaar een feestje te vieren hadden, al vroeg ik me af of het bos daar dan de meest geschikte plek voor was. Ik zag een bos juist als een rustige, prettige wandelomgeving, niet als een plek waar je lawaaierig zou moeten zijn en dat deden ze dus wel. Vrolijk kletsend en lachend liepen ze in eerste instantie achter ons tot ze steeds dichterbij kwamen; hun tempo lag hoog en het lawaai werd dus ook steeds luider. Ik merkte dat het me irriteerde en toen ze tenslotte ook nog een stelletje papieren roltongen tevoorschijn toverden was het voor mij meer dan klaar. De tranen sprongen me in de ogen, voor mij een teken dat ik alweer flink overprikkeld was en dat dan in een prachtig, herfstkleurig bos. 


We besloten de groep te laten passeren en daarvoor zouden we moeten wachten. Nu was zomaar wachten nog wel een dingetje. Langer staan - want dat doe je dan tijdens het wachten - was niet echt een optie. Toen we opnieuw een piepend draaihekjes doorgingen ontdekte ik in de verte een houten bankje onder een enorme wilg, zo eentje met laaghangende takken dus. Ik zette de spurt erin, voor zover dat ging met wandelschoenen. 


Boven het bankje hing een slinger kleine lampjes - de plek hoorde bij een kleine camping en het wandelpad liep erlangs - wat ervoor zorgde dat het een gezellig plekje was. Samen op het bankje maakten we een paar gekke selfies, terwijl de groep aan ons voorbij trok. Toen de laatste door - alweer - een piepend poortje was gelopen wachtten we nog even. Ik wilde het laatste stukje van de wandeling in alle rust kunnen doen, genietend van de mooie omgeving, elkaars gezelschap en het besef dat we gewoon samen konden zijn, samen konden genieten. 


Aan het eind van de wandeling plofte ik met pijnlijke spieren en meer dan stijf op één van de stoeltjes van het nog bijna lege terras. Wat was ik blij dat ik er zat; die heerlijke kop thee met een echte Limburgse kruisbessenvlaai was meer dan verdiend. Overigens moest ik ook weer niet te lang blijven zitten want dan werd het er niet beter op. Balans zoeken was een ding, en dat bleef een lastige. 


Van mijn neuroloog kreeg ik eerder het advies zoveel mogelijk zonder stress en druk te leven om ervoor te zorgen dat de klachten niet zouden verergeren. Inmiddels had ik al ervaren dat de grootste stressvreters redelijk overzichtelijk waren en dat juist die kleine, onverwachte momentjes ook flinke stress opleverden. 


Die onverwachte stress bestond tijdens onze wandeling uit roltongen, lawaai en piepende hekjes, en zeg nou zelf … die dingen horen toch ook niet in het bos… 

Reacties

Populaire posts