Eigenwijs? Eigen-wijs!

Ik was altijd best een beetje eigenwijs, en nu ben ik dat eigenlijk nog steeds wel enigszins. De afgelopen jaren zijn er best een aantal gelegenheden geweest die we normaal gesproken zouden vieren. Dat we dat niet deden kwam door mijn ontmoeting op de snelweg, de opkomst van covid-19 en niet in de laatste plaats door mijn revalidatietraject. Het maakte dat we toen niet deden wat altijd zo graag deden: Vieren wat je vieren kunt.

Uiteindelijk besloten we het deze zomer dan toch maar gewoon te doen, vieren. We hadden dan ook echt wel wat te vieren: Ik had inmiddels Sarah al een tijdje gezien, Erik was alweer jarig en bovendien waren we ook nog eens 25 jaar getrouwd geweest, en inmiddels alweer ruim 26. Genoeg te vieren dus. 


Natuurlijk hoorde ik vooraf ‘zou je dat wel doen’, ‘is dat wel verstandig’ en ‘wordt het niet teveel’. Lief ook, die bezorgdheid, maar opnieuw was ik het, eigenwijs. Ik was ook als die olifant, de olifant van mijn blog en boek; sociaal, graag onder de mensen, met aandacht en zorgzaam voor een ander. Ik ontwierp een uitnodiging, verstuurde ze met een persoonlijke postzegel - die overigens bijna niemand zag - en de boodschap in de kaart was meer dan duidelijk: Kom, dan vieren we het leven! 


In de weken voorafgaand aan het feestje had ik toch soms wel een beetje buikpijn, voelde ik onrust en maakte ik me best wel wat zorgen. Ik wist immers heel goed wat de gevolgen zouden zijn, en toch … was ik eigenwijs. 


Voor ons was het duidelijk dat het vooral ook een mooi feestje moest worden; een feestje met die lieve en mooie mensen die zo dicht bij ons stonden, die iets voor ons betekenden. Wel maakten we daarin een heel bewuste keuze; als we alle mensen zouden uitnodigen die we wel wilden, dan was ons huis toch echt te klein. 


We kozen er dus voor het feestje thuis te vieren, zodat ik me, als het dan nodig was, even terug kon trekken. We kozen er eveneens voor om alles uit handen te geven en tegelijkertijd de plaatselijke middenstand te steunen. De voorafjes, de drank en het eten kwamen dus gewoon uit ons dorp. Dat het goed moest zijn stond als een paal boven water, en ook niet zomaar goed maar écht goed. Bourgondiërs als we waren hielden we enorm van lekker eten en drinken, gezelligheid en sfeer, dus wilden we juist dat nu ook zo graag gaan delen. 


Weken van te voren regelden mijn beide dochters - mijn eigen dochter én  mijn bonusdochter - een tas vol versierselen. Ballonnen - zonder latex -, slingers, confetti én een aankondigingsbord in de hippe kleuren wit, rosé en zilver. De statafels versierd met confetti in dezelfde kleuren en om mijn schouders een ‘50-and-fabulous’ sjerp. Het was wel duidelijk wie het grootste feestvarken was.


Terwijl ik van te voren zoveel mogelijk mijn rust pakte werd de serre versierd en de meeste voorbereiding gedaan. Het grote voordeel was dus dat ik me ook nergens mee hoefde te bemoeien, of zoals Erik dan zei : ‘Jij hoeft alleen maar mooi te zijn en te genieten.’ Lastig vond ik dat wel, me nergens mee bemoeien. Of het me ook helemaal lukte … 


Wat het weer betrof werd er nogal wat roet in het eten gegooid; de hele zomer was er nauwelijks een druppel water gevallen en nu viel het gewoon en nog niet eens zo’n klein beetje ook. Ik verstuurde uit voorzorg berichtjes met de tip vooral te zorgen voor warme voeten, een vest of een trui. Niemand die er overigens een punt van maakte, we hadden wel iets beters te doen. 


We legden onze gasten in de watten en genoten ervan; een bubbeltje, een cocktailtje, wijntjes, drankjes, bier-op-de-tap en een niet-alledaagse barbecue, compleet met kok; het liep zoals wij het wilden, zoals wij dat bedacht hadden. Er werd gegeten, er werd gedronken en er werd genoten; het leven werd heel fantastisch gevierd. 


Ik bedacht me dat het gezelschap om ons heen zo heerlijk gemêleerd was; ouder en jonger, oude vrienden en nieuwere vrienden, van ver weg en bijna uit de achtertuin. Sommigen van de verschillende campings, anderen uit onze jeugd, van het vroegere vrijwilligerswerk, als collega, als oud-klasgenoot of als oude buurtjes. Er werden herinneringen opgehaald, er werden momenten gedeeld en mooie gesprekken gevoerd, met ons als verbindende factor. Dat het anderen opgevallen was hoorden we ook; het zei iets over ons, het zei iets over ons als mens. 


Vooraf was ons gevraagd of er nog wensen waren en die waren er niet. Waar we vroeger, toen we jonger waren nog wel eens iets wisten, wisten we nu alleen dat we wilden ervaren, wilden genieten en samen wilden zijn. Dat was voor ons het belangrijkst, genieten en delen, met iedereen die ons lief was. Natuurlijk werden we verwend, schandelijk verwend en van de cadeautjes konden we opnieuw ervaren, beleven en genieten. 


De momentjes kwamen, en ik voelde ze ook meer dan eens, dat ik moest gaan liggen, dat ik me terug moest trekken en mijn rust moest pakken. In mijn hoofd groeide inmiddels een bloemkoolwolk; er was steeds minder ruimte en dus namen de druk en de pijn in mijn hoofd toe. Rust was eigenlijk wat ik nodig had … en toch deed ik het niet. Eigenwijs? 


Het werd een bijzondere avond, een heerlijk cadeau; een cadeau ook om nooit meer te vergeten. Uiteindelijk bleven we met ons vieren over, wij met een stel vrienden dat ver weg woonde en om die reden maar bleef slapen. We kenden elkaar van de camping in Zuid-Frankrijk (waar anders) en zij konden opnieuw kamperen, ditmaal in onze caravan op de oprit. 


Opnieuw hoefde ik niks te doen; er werd gezorgd, er werd opgeruimd, afgewassen, gepoetst en geordend. Gelukkig, oververmoeid, emotioneel en totaal overprikkeld dook ik mijn bed in. Wat ik de hele avond weg had gedrukt kwam er nu in alle hevigheid uit. Ik wist het en liet het gebeuren, iets anders lukte dan ook niet. Met dank aan de pijnstillers, mijn hoofdtelefoon en de brainwave viel ik uiteindelijk in slaap, al was het een onrustige. 


De dag erna was ik ziek. Bleek, stilletjes en met wallen onder mijn ogen zat ik aan het ontbijt. Ik was er wel en toch was ik er tegelijkertijd ook niet. De rest van de dag en ook de dagen erna kwam er nauwelijks iets uit mijn handen. Vier dagen had ik nodig om bij te komen, om weer mens te worden, vier weken om weer een beetje grip te krijgen op mijn vermoeidheid. De hersteltijd was lang, heel lang maar spijt had ik zeker niet; wat een feest, wat een gezelligheid en wat waren we toch rijk met al die mensen om ons heen. Eigenwijs? Waarschijnlijk wel, al was het prachtig en vooral heel eigen-wijs. 

Reacties

Populaire posts