Hé ho, hé ho!

Tussen de kleine witte keitjes in de tuin bij mijn lieve opa en oma stond een - zeg maar spuuglelijke - tuinkabouter. Zo eentje van plastic, met een knalrode muts, een dikke buik en een zwarte riem met gouden gesp eromheen. Fascinerend vond ik hem, meer van lelijkheid dan dat ik hem nou zou geweldig vond. Lelijk dus, maar gezellig stond het wel.

Dat kabouters - die over het algemeen toch behoorlijk slim blijken te zijn - nog eens zó overdreven de aandacht zouden kunnen gaan vragen had ik nooit bedacht. Overal kwam ik ze tegen en het meest van alles nog op momenten dat ik ze niet gebruiken kon. 


Vooral ook op momenten dat er veel was wat mijn aandacht vroeg, als ik me goed moest concentreren of als het druk was geweest, niet zomaar een beetje druk, maar bizar en veel te druk en dat was soms gewoon het geval. 


Ik kwam ze tegen tijdens een therapie die ik onlangs gevolgd had. Een hersentraining  die erop gericht was complexe functies te verbeteren, een kortdurende, niet-belastende interventie die mijn hersenen dus aan het werk zette. Niet dat ze niet werkten, integendeel … ze konden het soms gewoonweg niet bijbenen, al dat werken. Als ze te hard moesten werken merkte ik dat ook … mijn hoofd raakte vol, ik kreeg er hoofdpijn van en ze kraakten zich een eind uit hun voegen. 


En toch deed ik het, ze aan het werk zetten, voor hun eigen bestwil. Het doel was om door te tappen op mijn handen en het tegelijkertijd uitvoeren van denkopdrachten de prikkelverwerking te activeren, om zo de klachten die ik van prikkels  kreeg te verminderen. Overigens was ik degene die dan dacht maar niet antwoordde, terwijl er op mijn handen getapt werd. 


Dus zat ik aan de tafel, tegenover mijn therapeut. Handen met mijn handpalmen naar beneden, ogen gesloten en zoveel mogelijk rechtop. Het begon er al mee dat ik - op het moment dat ik mijn ogen sloot en zij mijn handen aanraakte - de kriebels kreeg, op mijn hoofd, aan mijn neus en op mijn rug. Toen de kriebels verdwenen waren konden we aan de slag. Zij tapte en ik probeerde me te concentreren op de denkopdrachten die ik kreeg. Probeerde, want ik hoorde werkelijk alles om me heen; binnen in de kamer was het stil, maar buiten … 


Op de achtergrond een schoolplein vol met kinderen en dus gegil, geschreeuw en plezier, een bel, een zaagmachine en een tractor die langs reed. Het duurde dan ook niet heel lang voor de tranen me over de wangen liepen, pure overprikkeling was het. 


Mijn ergotherapeut zag het blijkbaar ook al eerder, want voor mijn waterval van tranen had ik al een tijdje met mijn hoofd zitten schudden, alsof ik met mijn ogen dicht een irritante vlieg van me af probeerde te schudden. Weg ermee, met dat geluid. 


Ondertussen probeerde ik me dus te concentreren, maar er was zoveel dat mijn aandacht vroeg dat ik er doodmoe van werd. Tel daar dan nog eens tranen en een loopneus bij op en het zal duidelijk zijn dat er de rest van de dag nog weinig uit mijn handen kwam. 


Tijdens de sessies daarna - we zaten in een andere ruimte vanwege het schoolplein in de verte - kostte het me nog steeds veel moeite me te concentreren, al ging het stukje bij beetje beter. Ik deed mijn best, maar het leek alsof mijn hoofd vol kabouters zat die met hun kleine pikhouweeltjes tegen de binnenkant van mijn schedel sloegen en om het hardst om aandacht schreeuwden. Irritante ventjes waren het, die kabouters. 


Het gebeurde me vaker. Dan lag ik gestrekt om te rusten maar in plaats van daarvan werd ik alleen maar onrustiger. Onrustig door het rusten, omdat ik ‘aan’ stond, omdat ik alweer overprikkeld was en omdat die kabouters maar bleven schreeuwen om de aandacht. Ik zag ze bijna zitten, in een kringetje in mijn hoofd; op hun knietjes voor mijn schedeldak … en maar timmeren met die hamertjes. 


Ik merkte het ook aan mijn hartslag die dan hoger werd dan normaal, of aan mijn benen die met kleine schokjes de overprikkeling eruit wilden schoppen. 


Ik merkte het ook nu, in de week na het overlijden van mijn schoonmoeder, die als een moeder voor me was. De afgelopen weken was er zoveel meer zorg, wilde ik er ook nog graag een keertje extra naar toe - niet fijn vanwege alle energie die me dat kostte - maar hé, ik was ook maar een mens en haar minder bezoeken kwam niet in me op, tenminste niet echt, het was niet eens een optie. Het zorgde er dus tegelijkertijd ook voor dat ik meer en meer in de overlevingsstand stond. 


Tijdens het voorbereiden van de uitvaart, wat we samen deden, ging het dan ook mis. Al die muziek, alles wat moest en alles op een rijtje krijgend wat we wilden … het eindigde ermee dat ik ontplofte, een enorme huilbui kreeg en van voor niet meer wist hoe het van achter was. Ik stond aan en niet zo’n klein beetje ook. Wilde ik dan even rusten dan waren de kabouters er weer, hamerend en timmerend, schreeuwend om aandacht en alles wat nog moest. Doodmoe werd ik ervan. Ik had kabouters genoeg, meer dan genoeg. Dus … 


Kabouters nodig? Gratis af te halen! 


Reacties

  1. Wow een prachtige beeldvorming van die kaboutertjes, ik herkende ze meteen.
    Gecondoleerd met het overlijden van je (schoon) moeder. Erg verdrietig dat ook het zorgen voor en de na het overlijden regelen van gemoeid gaan met zo'n belasting. Ik denk aan je. En ik weet dat ook al sta je volledig aan... Er komen weer andere tijden. Niet dat het beter gaat maar anders, omdat er dan weer andere prikkels zijn en of je dan nog meer begrenst, jezelf en je omgeving. Je wordt er in de jaren wel creatiever in... Maar van die kaboutertjes .... Daaar kom je nooooooit meer vanaf sneeuwwitje
    Prachtig geschreven, je maakt weer veel los. ❤️

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Zo herkenbaar! Zo vervelend en vermoeiend die onrust. Het hoofd en het lijf twee totaal verschillende planeten soms. Dikke knuffel

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts